Wat veroorzaakt hartziekte?
By Sally Fallon Morell and Mary G. Enig, PhD
Translation by Rob Hundscheidt
Bijna 40 jaar lang heeft de vet-hypothese of de dieet-hart opvatting het medisch denken over hartziekte gedomineerd. In ruime uiteenzettingen beweert deze theorie dat als we voedsel eten wat rijk aan verzadigd vet en cholesterol is, dat dit cholesterol zich dan in onze bloedvaten afzet in de vorm van plaque of atheromas, en die dan blokkages veroorzaken. Als deze blokkages ernstiger worden, of als zich een klonter vormt die niet langs de plaque komt, dan krijgt het hart geen bloed meer en er treedt een hartinfarct op.
Vele vooraanstaande wetenschappers hebben op ernstige fouten en leemtes in deze theorie gewezen, beginnend met het feit dat de hartziekte zich in Amerika vermeerderde in een periode dat de consumptie van verzadigd vet zich verminderde. “De dieet-hart-opvatting”, zei de vooraanstaande George Mann, “is het grootste schandaal in de geschiedenis van de geneeskunde”. En het koor van onenigheid groeit verder, zelfs als deze toenemende onhoudbare en niet-verdedigbare theorie wordt toepast op de hele bevolking, beginnende met laag-vet dieten voor opgroeiende kinderen en massa medicatie van cholesterolverlagende medicijnen voor volwassenen.
Maar als het cholesterol niet de schuldige is, wat veroorzaakt dan wel hartziekte? We weten er niet genoeg over om er iets met zekerheid over te kunnen zeggen maar we hebben vele aanknopingspunten, en ondanks dat deze punten een gecompliceerd beeld schetsen, hoeft men geen toegewijde wetenschapper te zijn om deze te kunnen ontrafelen, en is het beeld niet zo gecompliceerd dat de consument geen redelijke aanpassingen in de levensstijl zou kunnen maken om zijn kansen te verbeteren.
Wat is hartziekte?
Coronaire Hart Ziekte -(CHZ) is niet een enkele op zichzelf staande ziekte, maar een complex aantal ziektes van uiteenlopende etiologie. Sommige van de herkende oorzaken van hartziekte zijn schade aan de hartspier of hartkleppen als gevolg van een aangeboren defect, of door ontsteking en schade die in verbinding staan met uiteenlopende virele-, bacteriële-, schimmel-, rachitische-, of parasitaire ziektes. Reumatische koorts of syphillus kan tot hartziekte leiden, zoals ook genetische of auto-immune storingen waarbij cellulaire proteines in de hartspier ontregelt worden of welke enzymen ontwrichten die de cardiale functie aandoen.
Deze zijn de meest waarschijnlijke factoren van hartziekte die in het eerste gedeelte van 1900er jaren opgetekend werden, toen het percentage in infectieuze ziektes hoger lag en antibiotica niet gebruikt werd. Desondanks was hartziekte relatief zeldzaam rond 1900, en bedroeg het maar 8% van alle overlijdingsgevallen in de VS.
Maar in 1950 was CHZ de leidende overlijdingsoorzaak in de VS, en veroorzaakte meer dan 30 % van alle overlijdingsgevallen, en deze statistieke lijn is sindsdien alleen maar gestegen. Tegenwoordig bedraagt de CHZ ongeveer 45 % van alle overlijdingsgevallen.
Het voorkomen er van rees het meest steil omhoog tussen 1920 en 1960. Sinds die tijd, ging het overlijden aan CHZ ietswat terug. Dit betekent dat slachtoffers aan hartziekte langer leven, wat waarschijnlijk als gevolg van de verbeterde chirugische technieken, de komst van de angioplastie en het gebruik van anti-klonteringsmiddelen die gegeven werden aan slachtoffers van een hart aanval. Maar het ziektecijfer op zich- het optreden van hartziektes – gaat verder omhooog, ondanks een lagere verhouding overlijdingsgevallen dan tevoren. De grootste bezorgdheid gaat uit naar het hoge aantal hartziektes bij amerikaanse mannen tussen de leeftijd van 45 en 65 jaar – gedurende de periode van de grootste verantwoordingen in familie en cariëre.
Het meest interessant is het dat de meeste gevallen van hartziekte in de twintigste eeuw van een nieuwe aard zijn, namelijk de hartaanval of Myocardiale Infarct – een grote bloedklonter die leidt tot de afsluiting van een coronaire arterie en met als consequentie daar van het afsterven van de hartspier. Myocardial Infarct (MI) bestond bijna niet in 1910, en veroorzaakte niet meer dan 3000 overlijdingsgevallen per jaar. In 1930 beweerde Dr. Dudly White – de uitvinder van de electrocardiografische machine – het volgende tijdens een in 1956 gehouden American Heart Association per televisie uitgezonden fondsoprichting: “Ik begon als cardiolooog in 1921 en ik zag nog nooit een MI-patiënt tot in 1928. Rond 1960 waren er op zijn minst 500.000 MI-doden per jaar in de VS. De aantallen beroertes zijn ook omhoog gegaan en de oorzaak is hetzelfde – blokkage van de grote aders die de hersenen voorzien van bloed.
De factoren die een hartinfarct (of een beroerte) uitlossen zijn tweevoudig. De ene is de abnormale opbouw van plaque, of atheroma’s, plaque die gradueel verhardt door verkalking. De blokkage treedt het meest op in de grote aders die het hart of de hersenen voeden. Deze abnormale plaque of atheriosclerose mag niet verwisseld worden met de vetlagen en verdikkingen die gevonden worden in de bloedvaten van zowel primitieve als ook de geïndustrialiseerde of beschaafde mensen door de hele wereld heen. Deze verdikking is een beschermend mechanisme wat optreedt in gebieden waar de bloedvaten zich vertakken of een bocht maken en daarom de grootste waardes druk van het bloed veroorzaken. Zonder deze natuurlijke verdikking, zouden onze bloedvaten bij het ouder worden zwakker worden in deze gebieden, en leiden tot abnormale uitzettingen, slagadergezwellen en breuken. Bij normale verdikking, verwijdt het bloedvat normaal om zich aan te passen aan de verandering. Maar bij arteriosclerose wordt de bloedvat uiteindelijk smaller zo dat zelfs kleine bloedklonters een versperring veroorzaken.
De andere helft van de MI-vergelijking is de bloedklonter of trombose die de bloedstroom naar het hart of de hersenen blokkeert. Dus is het zo dat enigerlei onderzoek naar de oorzaken van hartziekte de complexe factoren in het bloed moet beschouwen die de klontering op ongeschikte tijden bevorderen, en dat is anders dan als antwoord op bloedingen door een breuk of wond. In feite is het zo dat terwijl een groot deel van de aandacht werd gefixeerd op de oorzaak en oplossing van arteriosclerose, wordt de rol die gespeeld wordt door verklonteringsfactoren in het bloed relatief genegeerd. Toch kan een hartaanval als gevolg van een bloedklonter zelfs ook optreden in afwezigheid van arteriële blokkages.
Blokkages kunnen ook veroorzaakt worden door ontstekingen. In feite is het een nieuwe visie op coronaire hartziekte dat het een ontstekingsproces is, wat gekarakteriseerd wordt door cycli van irritatie, verwonding, genezing en her-verwonding binnen in de bloedvaten (1). De ontstekingsresponse is eigenlijk een verdedigingsmechanisme wat het lichaam helpt te genezen als het ontstekingsproces verkeerd verloopt, plaques kunnen afbreken en klonters veroorzaken, die dan tot hartaanvallen kunnen leiden.
De gezondheid en de integeriteit van de bloedvatenwanden is een andere factor die beschouwd moet worden. Aneurisme, het uitzetten en breken van de bloedvaten ten gevolge van de zwakte van de wanden, zal natuurlijk een klonter-response geven, niet te noemen het meer directere gevaar van snel bloedverlies. Daar aan toegevoegd, kunnen biochemische onevenwichtigheden in de zachte spiercellen resulteren in spasmes die net zo effectief kunnen zijn als een bloedklonter in het afsluiten van de bloedstroom naar het hart.
Tenslotte, rytmestoornissen – abnormaliteiten in het rytme van het pompmechanisme van het hart – kunnen leiden tot een onderbroken bloedstroom, zuurstofgebrek van de hartspier, of complete afsluiting van het hart – de zogenaamde cardiale beslaglegging (Angina Pectoris). Regulaties van de zenuwimpulsen die het hart besturen zijn afhankelijk van een aantal factoren – vanaf de minerale status tot de integriteit van de ruggemergschede.
Bekende risicofactoren
Er zijn dozijnen risicofactoren voor hartziekte. Die factoren die door de orthodoxe medische geneeskunde het meest genoemd worden zijn hoog bloedcholesterol, roken, gebrek aan oefening, stress en overgewicht. Een hoge cholesterolwaarde is een lichte risicofactor voor mensen met een familiaire hyper-cholesterolemie (chronische cholesterol waardes die hoger liggen dan 350 mg/dl.), maar voor de meeste van ons is er geen groter risico voor hartziektes voor cholesterolwaardes die “hoog” liggen (boven 300 mg/dl) en die, die laag liggen (200 mg/dl.
Een factor van duidelijk belang is het roken, wat in velerlei onderzoeken geassociëerd ewerd met het risico van coronair overlijden, zelfs na correctie van andere risicofactoren. Het is gemakkelijk te speculeren naar het mechanisme waardoor het roken hartziekte veroorzaakt.
De expositie aan rook die vrije radicalen bevat bevordert de groei van de arterioscelerotische plaque. Misschien begrenst chronische koolstofmonoxide het gebruik van de zuurstof voor het hart.
Maar het beeld zit complexer in elkaar dan simpelweg oorzaak en gevolg. In een meerjarig Brits onderzoek bij duizenden mensen, werd er aan de helft gevraagd om het verzadigd vet en de cholesterol te verminderen, en de hoeveelheid onverzadigde oliën zoals margarine en plantaardige olie te verhogen.
Na een jaar hadden diegenen op het “goede” dieet 100% meer overlijdingsgevallen dan diegenen op het “slechte”dieet, ten spijte van het feit dat de mensen op het “slechte” dieet verder gingen met roken (2).
In een onderzoek van indiase mensen in Bombay en Punjab, bevonden onderzoekers dat die van Punjab 1/5 van de hartaanvallen hadden zelfs ondanks dat ze 8 maal zo veel sigaretten rookten (3), en terwijl het roken wijd verspreid was rond de eeuwenwisseling naar de 20ste eeuw, bestond de myocardiale hartinfarct gewoon niet. Dit suggereert dat er velerlei factoren in traditionele dieten zijn die iemand tegen de negatieve effecten van het roken kunnen beschermen. Dit laat ook de vraag rijzen of de toegevoegde additieven die nu in het sigarettenpapier en de filters gebruikt worden, en veranderingen in het genezingsproces zelf de schadelijke effecten van sigarettengebruik hebben verhoogd.
Misschien is de associatie tussen hartziekte en roken eigenlijk een associatie met een andere factor – stress, biochemische onevenwichtigheden, en voedingsgebreken – die de wens naar het roken scheppen. Vaak worden de mensen nerveus en krijgen overgewicht als ze ophouden met roken, wat een slechte ruil kan zijn van de ene risicofactor in uitwisseling met twee andere risicofactoren.
Regelmatige lichamelijke activiteit is een van de meerdere risicofactoren die zich consequent heeft uitgewezen. In alle onderzoeken wordt regulaire lichamelijke activiteit onomkeerbaar in verbinding gebracht met het overlijden aan CHZ, en lichamelijke activitet is de enigste factor die zich als beantwoordend aan de dosis heeft uitgewezen in de proefnemingen. Ons innerlijk gevoel vertelt ons waarom oefening gezondheidsbevorderend kan zijn. Als we oefenen dan klopt ons hart vlugger, de bloedvaten verwijden zich om in meer zuurstof te kunnen voorzien en de arteriële bloedstroom verbetert.
Gebrek aan oefening kan ook een risicofactor zijn omdat het een kenmerk is voor iets anders wat de werkelijke oorzaak is. Mensen die bijvoorbeeld overgewicht hebben, zijn minder geneigd om oefeningen te doen. Voorspoedig levende mensen die meer vrije tijd hebben om oefeningen te doen dan diegenen die vele uren moeten werken om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen – en we weten dat hartziekten in de westerse landen vaker voorkomt onder de arme mensen (4). Diëtische factoren kunnen de mensen minder geneigd maken voor oefeningen. Een interessante ontdekking in het onderzoek van Framingham was dat diegenen die het meest verzadigde vet en het meeste cholesterol aten, het meest lichamelijk actief waren (5). Ze weegden ook het minste en hadden de laagste serum cholesterolwaardes!
Ons innerlijk gevoel vertelt ons wanneer overgewicht een risiscofactor kan zijn. Mensen die overgewicht hebben zijn minder geneigd voor oefeningen. Ze eten waarschijnlijk grote hoeveelheden geraffineerd voedsel wat wel een hoop caloriëen levert, echter maar weinig voeding. Ze kunnen ook chemische onevenwichtigheden hebben die niet alleen tot overgewicht bijdragen maar ook tot enkele van de vele aspecten van hartziekte, zoals de neiging om bloedklonters te vormen.
Vele doktors hebben vastgesteld dat een hartaanval optreeedt in de maanden na een zwaar emotioneel trauma – het verlies van een partner of een goede vriend, bankroet, of teleurstelling etc. We weten dat verdriet vele aspecten in de lichaamschemie verandert, en het ons meer ontvankelijk maakt voor vele soorten ziektes – niet gewoon alleen maar hartziekte maar ook kanker, allergiëen, tuberculose, etc. Maar de mensheid heeft altijd al verlies en verdriet geleden. De vraag is waarom trauma’s tegenwoordig hartziekte veroorzaken, en in 1900 niet.
Alhoewel de bekende risicofactoren niet de onderliggende oorzaken hoeven te zijn, lijkt het verstandig om regelmatig wat te oefenen, om niet te roken, om een ongeveer goed lichaamsgewicht aan te houden en stress te minimaliseren. Ongelukkigerwijs is het vermijden van deze riscofactoren geen garantie. We kennen allen wel slanke niet-rokende, actieve succesvolle personen die een hartziekte kregen – inclusief atleten die vele uren lang gejogd hebben. En stress kan niet altijd vermeden worden. We verloren allen ons gezicht en daagden verder uit. De vraag is, hoe gaan we met het lichaam om, om op een manier met stress om te gaan dat dit de impact er van op het lichaam minimaliseert?
Cholesterol – de beste vriend van je lichaam
Cholesterol is het reparatie-materiaal van het lichaam. Littekenweefsel bevat hoge waardes cholesterol. Als je aders geïrriteerd zijn of scheurtjes hebben, dan is er de cholesterol om de schade op te lappen.
Samen met het verzadigd vet, geeft de cholesterol aan de celmembraan van onze cellen de noodzakelijke stevigheid en stabiliteit. Als het dieet een excessieve hoeveelheid aan meervoudig onverzadigde vetzuren bevat, dan vervangen deze de verzadigde vetzuren in het celmembraan zo dat de celwanden eigenlijk kwabbig slap worden. Als dit zo gebeurt, dan wordt er cholesterol van uit het bloed naar de weefsels “gedreven” om deze een structurele intergiriteit te geven. Dit is waarom de bloedcholesterolwaardes tijdelijk omlaag gaan als we verzadigde vetten in het dieet vervangen door meervoudig onverzadigde olie, terwijl dat de totale waardes van het cholesterol in het lichaam in feite zelfs omhoog gaan.
Cholesterol functioneert als voorloper voor vitale costicosteriden, hormonen die ons helpen om te gaan met stress en het lichaam beschermen tegen hartziekte en kanker; en als voorloper voor de geslachtshormonen zoals androgeen, testosteron, estrogeen en progestoron. Cholesterol is ook een voorloper voor de vitamine D en de galzouten. Gal is er voor de vertering en assimilatie van vetten in het dieet.
Recent onderzoek laat zien dat cholesterol functioneert als een anti-oxidant. Dit is waarschijnlijk de verklaring voor het feit dat de cholesterolwaardes met de leeftijd omhoog gaan. Cholesterol beschermt ons als een oxidant tegen schade door vrije radicalen die tot hartziekte en kanker leidt.
Cholesterol is nodig voor de juiste functie van de serotonine-receptoren in de hersenen. Serotonine is de natuurlijke “voel-goed”-chemische stof van het lichaam. Er is een relatie tussen lage cholesterolwaardes en agressief gewelddadig gedrag, depressies en suïcide.
Moedermelk is bijzonder rijk aan cholesterol en bevat een speciaal enzyme wat de baby helpt deze voedingsstof te assimileren. Babies en kinderen hebben cholesterolrijk voedsel nodig door hun groei-jaren heen om de juiste ontwikkeling van de hersenen en het zenuwsysteem te verzekeren.
Diëtisch cholesterol speelt een belangrijke rol in het behouden van de gezondheid van de darmwand. Dit is waarom vegetarische laagvethoudende diëten kunnen leiden tot het lekkende darmsyndroom en andere darmstoringen.
Mannen die cholersterolwaardes hebben van hoger dan 350 mg/dl hebben een klein beetje meer risico voor hartziekte. Voor vrouwen is er geen groter risico voor hartziekte, zelfs als de waardes zo hoog liggen als 1000 mg/dl. In feite ligt het overlijden voor vrouwen met een laag cholesterol hoger dan voor vrouwen met een hoog cholesterol.
Cholesterolmetingen zijn niet accuraat. Ze verschillen naar gelang de tijd van de dag, wanneer de patiënt zijn laatste maaltijd heeft gegeten, naar gelang hoeveel stress dat deze heeft, en naar gelang het type test wat er gebruikt wordt. Testen voor HDL en LDL zijn in het bijzonder inaccuraat.
Het ABC van Voedings Deficienties
In 1930 publiceerde Dr. Weston Price een interesssant artikel in het Journal of the American Dental Society (6). Jarenlang heeft Dr. Price de hoeveelheid vitamine A en D in botervet geanaliseerd. Hij noteerde dat deze voedingsstoffen overvloedig voorkwamen in de lente en de herfst, als de koeien beschikking hadden over vlug groeiend groen gras. Gedurende de winter en de zomer maanden, verminderden deze vitamines in het botervet, of ze verdwenen helemaal.
Dr. Price bracht in de locale hospitalen ook het aantal overlijdingsgevallen als gevolg van hartaanvallen in kaart. Toen hij deze twee tabelgegevens tegelijkertijd noteerde, bevond hij dat het overlijden aan hartinfarct onomkeerbaar proportioneel gekoppeld stond aan het vitaminegehalte in de boter. Met andere woorden, als het vitaminegehalte hoog was, dan was het overlijdingsaantal aan hartziekte laag; en als de voedingsstoffenwaardes laag lagen in de winter en de zomer, dan was het overlijdingsgetal aan hartziekte hoog. Hij vond dit patroon in vele verschillende gebieden, zelfs in gebieden in het verre noorden waar alleen maar een vitaminepiek was in de midzomer, vanwege het kort groeiende seizoen.
Hartziekte-onderzoekers hebben de rol van vitamine A en D in de bescherming van het hart grotendeels genegeerd, waarschijnlijk omdat deze vetoplosbare vitamines gevonden worden in het voedsel wat zij gedemoniseerd en verworpen hebben – het dierlijk vet. Toch spelen beide voedinggsstoffen vele belangrijke rollen in de lichaamschemie, principiëel als caltalisator voor proteïne en mineralen-absorptie. Beide voedingsstoffen ondersteunen de endocrine functie en beschermen tegen ontsteking. Vitamine A is nodig voor de omzetting van cholesterol naar stereoïde-hormonen, en in feite wordt het vlug opgebruikt tijdens stress. Cholesterolverlagende medicijnen verhogen de lichaamsbehoefte naar vitamine A.
Vitamine D helpt hoge bloeddruk te voorkomen en beschermt tegen spasmes. Omdat vitamine D nodig is in de absorptie van calcium, draagt het bij tot een gezond zenuwsysteem en helpt hartrythmestoringen te voorkomen.
In de 1960er jaren claimden Wilfred en Evan Sute dat ze bij CHD-patienten de terugkeer van problemen konden voorkomen door de verstrekking van vitamine E (8). Ze stippelden uit dat een gebrek aan vitamine E in het amerikaanse dieet gedeeltelijk het maalproces als oorzaak heeft wat de hoog aan bederf onderhevige tarwekiem verwijdert, een beduidende bron van vitamine E. Hoge waardes aan omega-6 vetzuren van plantaardige oliëen kan de lichaamsbehoefte aan vitamine E laten stijgen. Vitamine E is een anti-oxidant die de schade van vrije radicalen op het cellulair nivo kan voorkomen, en het speelt een essentiële rol in de cellulaire ademhaling, in het bijzonder van de hartspieren. Vitamine E maakt het voor deze spieren en zenuwen mogelijk om met minder zuurstof uit te komen. Het bevordert de uitzetting van de bloedvaten en verhindert de stolling en klontering van het bloed.
Dr. Linus Pauling, beroemd van zijn werk over vitamine C, vermoedde het vitamine C gebrek als een mogelijke oorzaak van CHD (9). Een 6 jarig onderzoek in Finland bracht lage bloedwaardes van vitamine C in verband met een verhoogd risico voor hartziekte gedurende daar opvolgende jaren (10). Vitamine C beschermt als anti-oxidant tegen de schade van vrije radicalen. Het heeft het effect van het zuurstofmetabolisme effectiever te maken en kan ook helpen om klontervorming te voorkomen. Vitamine C is essentiëel voor de reproductie van collageen en beschermt daarom de integeriteit van de celwand. Vitamine C wordt vlug verbruikt gedurende periodes van stress.
De onderzoeker Kilmer McCully heeft een positieve verband vastgesteld tussen gebrek aan foliumzuur, B6 en B12 en de hevigheid van het verharden en stijfheid van de bloedvaten, zoals ook de opbouwen van de pathogene plaque (11).
Vitamine B6 en B12 worden bijna uitsluitend gevonden in dierlijke producten – het voedsel wat de voorstellers van de vet-hypothese ons proberen te laten vermijden. Een andere voedingsstof die gevonden wordt in dierlijke producten, in het bijzonder in rood vlees en organisch vlees, is het co-enzyme Q10, wat dient als anti-oxidant en als brandstof voor de mitochondria in de cellen. In het lichaam is de Q10 het meest geconcentreerd in de cellen van de hartspier. Het blijkt hulpvol te zijn in het verminderen van ontstekingen en werd succesvol gebruikt in de behandeling van hartziekte (12). Cholesterolverlagende medicijnen vergroten de lichaamsbehoefte aan het co-enzyme Q10.
Een gebrek aan bepaalde mineralen heeft zich ook al aangeduid als mogelijke oorzaak van hartziekte. Volgens Dr. Roger Williams resulteert een in-adequate voorziening van magnesium in de vorming van klonters en draagt bij tot calcium-afzettingen in de bloedvaten (13). Patiënten die een hartaanval hadden verbeterden hun overlevingskansen van 50 tot 82 % als ze in de eerste 24 uur na een myocardische infarct intraveneus magnesium kregen toegediend (14).
Er spelen ook vele andere mineralen een rol in de cardiovasculaire gezondheid. Zo bevatten bijvoorbeeld koper en zink de enzymen die het lichaam gebruikt om vrije radicalen onschadelijk te maken en dat helpt gezond colageen te scheppen. Deze mineralen worden het meest gemakkelijk via dierlijk voedsel geassimileerd.
Ook werd een gebrek aan selenium in verband gebracht met CHZ (15), en wordt in verbinding gebracht met de ziekte van Keshan, en wordt gekarakteriseerd door fibrotische stoornissen van het hart. Tezamen met vitamine E, werd selenium succesvol gebruikt om angina-aanvallen te reduceren of te elimineren. Het grootste deel van de bodem van Finland is deficiënt aan selenium, wat voor een deel aan het feit kan bijdragen dat de hartziekte in dat land hoog ligt. Een nationaal programma om selenium aan de grond toe te voegen wat begonnen werd in 1985 kan een gedeeltelijke verklaring voor de afname van hartziekte in Finland geven (alhoewel de afname begon voordat het selenium-verrijkingsprogramma werd ingesteld).
Het is gemakkelijk te zien dat, ten spijte van alles wat we hebben, het eigenlijke voedingsstoffengehalte van ons voedsel is terug gelopen gedurende de laatste 70 jaar. Een aantal onderzoekers hebben de afname van de mineralen in onze bodem in kaart gebracht en vastgesteld dat dit het gevolg is van onze manier van hoe we op die grond boeren en daar mee omgaan (17). De meeste hedendaagse melk in de VS komt van koeien die behuisd zijn en in melkstallen staan. Ze worden met droog voer gevoerd en hebben nog nooit het gras gezien, hun lichamen moeten grote hoeveelheden vitamine A en D zelf aanmaken. Geïsoleerde isomeers van vitamine D worden er dan aan de melk toegevoegd in een poging om deze situatie te rectificeren. Verwerkt voedsel, gewoonlijk gebaseerd op suiker, witte bloem en plantaardige olie, heeft veel voedingsrijk voedsel vervangen wat in het verleden regelmatig werd gegeten. Er zijn maar enkele Amerikanen die nog een maal per week lever eten of die levertraan nemen zoals hun voorouders dat deden.
Noch gebruiken ze spek, wat een andere bron is van vitamine D.Varkens kunnen net zoals mensen door de zon hun huid verbranden en slaan daarom de voedingsstof in hun vetlaag op. Varkens die binnenshuis opgroeien zullen sterven als ze geen expositie aan het UV-B licht krijgen, de golflengte van de vitamine D productie. Vijftig jaar geleden, droeg het spek waardevolle voedingsstoffen bij in het amerikaanse dieet. Maar er zijn maar weinig mensen die het vandaag nog gebruiken.
Elusive antwoorden
Het probleem is het om deze aanwijzingen en theroriën in solide wetenschappelijk onderzoek om te zetten. Omdat vitamines en mineralen synergetisch werken is het onmogelijk om hun effecten accuraat als aparte entiteiten te bepalen. Bijvoorbeeld zijn vitamine A en D nodig voor de calcium- en magnesiumabsorptie; vitamine C werkt samen met vitamine E, en vitamine E werkt samen met selenium.
En verder is het afhankelijk van vele factoren welke voedingsstoffen er worden geabsorbeerd. Fytinezuur en oxaalzuur in plantaardig voedsel zoals bijvoorbeeld in soya en bepaalde rauwe groenten, kunnen de absorptie van vele mineralen blokkeren. Endocriene insufficiënties en een gebrekkige darmflora kunnen de absorptie van de voedingsstoffen verhinderen. Zelfs dan, als de voedingsstoffen overvloedig in het voedsel aanwezig zijn wat er gegeten wordt.
Daaraan toegevoegd is het feit dat het vitamine- en mineralengehalte van ons voedel enorm variëert. Onderzoekers kunnnen niet berusten op voedingmiddelenstabellen om de hoeveelheden vitamines te bepalen van wat hun patiënten consumeren. Ze moeten alle voedsel apart analyseren om de juiste cijfers te verkrijgen – een tijdrovende bezigheid.
Wetenschappers kunnen dit probeem omzeilen door synthetische vitamines in pilvorm te geven, maar deze praktijk levert dit een hoop problemen op.
Synthetische vitamine D2 die aan melk wordt toegevoegd heeft eigenlijk het tegenovergestelde effect van het in de natuur voorkomende vitamine D complex, en veroorzaakt ontkalking van de harde weefsels en verkalking van de zachte weefsels, inclusief de zachte weefssels van de bloedvaten (18) Om deze reden werd D2 als toegevoegd vitamine weg gelaten en vervangen door D3, maar er is bewijs gevonden dat synthetische D3 maar slecht geabsorbeerd wordt (19) Synthetische vitamine E heeft teleurstellende resultaten in proefnemingen (20) – de Shute-broers gebruikten tarwekiemolie, een bron van het natuurlijke vitamine E complex. Synthetische vitamines B1 en B2 kunnen onevenwichtigheden veroorzaken en affecteren het gebruik van B6. In het algemeen werken vitamines uit het voedsel efficiënter en zijn maar in kleinere hoeveelheden nodig. Onderzoeken bij dieren geven aan dat mineralen die genomen worden via onverwerkt voedsel, meer gezondheids-opleverende effecten hebben dan die vitamines die als supplement gegeven worden.
Vitamines en mineralen kunnen ineffectief zijn en in grote hoeveelheden zelfs toxisch. Personen met een hoog vitamine C-serum hadden op lange duur geen betere overlevingskansen dan diegenen met waardes binnen het normale bereik (21). Bij het enigste negatieve onderzoek waar in magnesium een verslechterend effect had op CHZ overleving werd een ver hogere dosis gebruikt dan in de andere onderzoeken (22).
Deze moeilijkheden betekenen niet dat de effecten van vitamines en mineralen op cardiovasculaire gezondheid niet bestudeerd kunnen worden. Het betekent dat deze onderzoeken met grote voorzichtigheid moeten worden uitgevoerd. Experten in de biochemie van de menselijke voeding zouden betrokken moeten zijn in het ontwerp van zulke onderzoeken – iets wat maar zelden gebeurt. Onderzoeksontwerp moet ook een ingebouwde bescherming bieden tegen eenzijdige verzwaring of vooroordeel – van beide, van diegenen die antagonistish staan in het blikpunt dat voeding een rol speelt in hartziekte, en diegenen die er naar neigen een strategie te volgen die berust op suplementen.
Vele mogelijkheden om diëtische oorzaken te vinden zijn verkwist. Dr. Price’s onderzoek tussen boter en hartziekte bijvoorbeeld, zou tegenwoordig niet herhaald kunnen worden, omdat Amerikanen niet langer voedsel consumeren wat lokaal groeit en gedeeltelijk ook omdat de meeste er van al helemaal geen boter meer eten. De data van de 1960er jaren door Ancel Keys in zijn Seven Countries Study bevonden verschillende waardes in de hartziektes tussen Kreta en Corfu (23). Keys en zijn collega’s hadden een unieke gelegenheid om te kijken naar suptiele diëtische verschillen, inclusief verschillen in de samenstelling van de bodem, het watergehalte en de kookmethodes, omdat beide bevolkingsgroepen meestal lokaal gegroeid voedsel aten op dat tijdstip maar dit op dit moment waarschijnlijk niet meer doen. Ongelukkigerwijs is het zo dat niemand deze lijn van onderzoek verder volgt.
Avonturen in het Land van Marcro-voedingsstoffen
De macro-voedingsstofen zijn de grotere componenten van ons voedsel – proteine, koolhydraten en vetten. Voorsprekers van de vet-hypothese hebben het vetcomponent in ons dieet tot nul gebracht, en geven alle vetten of gewoon alle verzadigde vetten de schuld van de CHZ-epidemie.
Het “verstandige”dieet roept op voor reductie van de vet-consumptie tot 30 % van de caloriën-inname, en van de verzadigd vet-consumptie tot maar 10 % van de calorische inname, oftewel minder dan twee eetlepels aan verzadigde vetzuren in een dieet van 2400 caloriëen.
Wat kunnen we nu afleiden uit een studie over vet-consumptiepatronen? Een er van is dat de eigenlijke hoeveelheid vet in een dieet er waarschijnlijk niet toe doet (uitgezonderd als het zo laag is dat het resulteert in deficiënties). De hoeveelheid vet in het amerikaanse dieet is de laatste 90 jaar constant 35 – 40 % van de caloriëen geweest, gedurende de periode dat hartziekte aan het stijgen was. De Massai, met 60 % van hun caloriëen aan vet, hebben geen hartziekte. Het traditionele dieet van de Eskimo en de noord-amerikaanse Indianen bevat zoveel als 80 % van de caloriëen aan vet, en er is nergens indicatie dat er iemand aan hartziekte lijdt.
Wat de consumptiepatronen echter aangeven, is dat het aan het soort en kwaliteit van het vet ligt.
90 Jaar geleden consumeerden de Amerikanen hoofdzakelijk dierlijke vetten – spek, boter en vet van op gras levende dieren. Deze vetten waren stabiel en voorzagen in vele belangrijke voedingsstoffen. Tegenwoordig zijn de meeste van deze vetten in het Amerikaanse dieet afkomstig uit planten – zoals vloeibare plantaardige olie die gehard is door het hydrogenatieproces. Grote hoeveelheden caloriëen van meervoudig onverzadigde oliëen zijn nieuw in het menselijke dieet en zouden zekerlijk vollediger moeten worden onderzocht als een bijdragende factor.
Er zijn verschillende manieren waarin de tegenwoordige plantaardige olie een nadelig effect op CHZ heeft. Allereerst vanwege de moderne verwerkingsmethodes er van hebben ze de tendens om ranzig te zijn. Ranzige vetten bevatten grote aantallen vrije radicalen, moleculen met niet-samengaande electronen die hoog reactief zijn. Men gaat er van uit dat de schade door vrije radicalen in de bloedvaten een belangrijke factor is in het beginnen van plaque-afzetting. Ten tweede ontbreekt het bij die olie aan vitamine A en D die in dierlijke olie wordt gevonden en door het verwerken er van waarschijnlijk ook aan de natuurlijk er in voorkomende vitamine E en andere anti-oxidanten.
Een ander probleem is het dat als meervoudig onverzadigde vetten worden geconsumeerd in grote hoeveelheden, dat er onevenwichtigheden kunnen optreden die kunnen inleiden tot hartziekte. Onderzoek laat zien dat traditionele diëten tussen de 4 en de 10 % caloriëen bevat in de vorm van meervoudig onverzadigde ovetzuren met een verhouding van ongeveer twee maal zo veel omega-6 vetzuren (meestal linolzuur), dan omega – 3 vetzuren (meestal een linoleenzuur) (24).
Mensen die proberen de verzadigde vetten te vermijden eindigen meestal met meer dan 20 % van de caloriën in de vorm van meervoudig onverzadige vetzuren. De situatie wordt verder gecompliceerd door het feit dat commerciële plantaardige olie meestal omega-6 vetzuren bevat. Het lichaam gebruikt deze soorten vetzuren om gelocaliseerde hormonen te maken die prostaglandines heten, die het proces van bloedklontering en ontsteking laten beginnen. Dit is een belangrijk mechanisme. Zonder dat mechanisme zouden we dood bloeden als we onszelf snijden en de wonden niet zouden helen. Het probleem begint dan als deze stol-en ontstekingsbevorderende prostaglandines niet in evenwicht gebracht worden door prostaglandines die de stolling tegengaan.
Vele van de anti-ontstekings- en stollingsverhinderende prostaglandines worden gemaakt van omega-3 vetzuren, van welke er maar een paar worden gevonden in de commerciële plantaardige oliëen, of inderdaad ook in fruit, groenten en vis en eieren die met de tegenwoordige methodes worden gekweekt. Dus, als het dieet te veel omega -6 vetzuren bevat en niet genoeg omega – 3 vetzuren, dan kan er een neiging heersen om bloedklonters te vormen die tot hartinfacten leiden (25).
Het onderzoek naar omega – 3 is niet conclusief. Terwijl sommige onderzoeken aangeven dat omega-3 vetzuren hulpvol kunnen zijn, laten anderen geen effecten zien. Een verklaring er van kan worden gevonden in het feit dat verzadigd vet het lichaam helpt om de omega-3 vertzuren effectiever op te slaan (26). Daarom, we zouden verwachten een correlatie te vinden met de consumptie van omega-3 vetzuren en het lage aantal hartinfarcten in bevolkingsgroepen die traditionele diëten volgen die verzadigde dierlijke vettten gebruiken. Maar als omega-3 vetzuren worden gegeven aan mensen die verzadig vet vermijden, dan is het eindresultaat er van niet positief. In feite is er bewijs voor dat overconsumptie van omega-3 vetzuren in een dieet waar geen verzadigd vet in zit eigenlijk slecht voor het hart is. Bij onderzoeken bij dieren veroorzaakte een dieet wat hoog in canola-olie lag- wat relatief hoog in omega-3 vetzuren ligt, maar laag in verzadigd vet – fibrotische hartstoornissen, vitamine E-deficiënties en abnormale veranderingen aan de bloedplaatjes (27). Als het diet hogere waardes aan verzadigde vetten bevatte, dan traden deze problemen niet op.
Alhoewel de onderzoeken op transvetzuren die in gehydrogeneerd vet worden gevonden niet veel publiciteit hebben gekregen, dragen deze sterk bij aan de theorie dat de zo vervaardige vetten bijdragen tot hartziekte (28). De tragedie is zo, dat diegenen die de verzadigde vetten en cholesterol proberen te vermijden waarschijnlijk meer transvetten eten, omdat die worden gebruikt in voedsel wat wordt aangeprezen als zijnde laag in verzadigd vet en cholesterol.
Diegenen die proberen een hoop vet te vermijden, vervangen deze vet-caloriëen vaak met koolhydraten, gewoonlijk in de vorm van geraffineerde bloem en suiker. Toch is het zo dat verschillende onderzoekers studies hebben gepubliceerd over de consumptie van geraffineerde koolhydraten – in het bijzonder suiker – die in verbinding staan met vermeerderde hartziekte, inclusief Yudkin in de 1950er jaren en Lopez in de 1960er jaren. Yudkin bevond dat het gebruik van suiker in verbinding stond met kleverigheid van de bloedplaatjes, verhoogde insulinewaardes in het bloed en verhoogde waardes aan costeroïden in het bloed (29).
Daaraan toegevoegd wordt suikerconsumptie in verbinding gebracht met het vermeerderd optreden van diabetes, en van diabetici neemt men aan dat ze vatbaarder zijn voor hartziekte. Een onderzoeker stelde vast dat een dieet wat hoog ligt in enigerlei soort koolhydraten, inclusief de koolhydraten van granen, in verband stond met CHZ (30). Natuurlijk kunnen vele producten die witte bloem en suiker bevatten ook een groot aandeel aan transvetzuren bevatten en onjuist bereide granen bevatten fytinezuur die de opname van belangrijke mineralen zoals magnesium, zink en koper kunnen blokkeren.
Proteine, de derde macro-voedingsstof, speelt ook een rol in de gezondheid van het hart. Als de proteine-inname inadequaat is, dan slinkt de hartspier en kan die niet effectief werken (31), maar supplementatie van vloeibare proteine-dranken leidden in tot hartritme-storingen. Hoog proteinehoudende dieten die niet genoeg vet bevatten, in het bijzonder dierlijk vet, kunnen de opslag van vitamine A en D uitputten en interferreren als consequentie daarvan met de assimilatie van mineralen (32).
Over cholesterol verder nog het volgende
Nu weet je ondertussen dat het cholesterol dat je lichaam zelf maakt, en datgene wat we uit traditioneel voedsel verkrijgen, geen hartziekte veroorzaakt. Maar cholesterol, zoals meervoudig onverzadigde vetzuren, kunnen oxideren of ranzig worden als die op hoge temperaturen verwerkt worden. In eerdere experimenten met vegetarisch etende konijnen, werden er oplossingen van verwerkt cholesterol in het voedsel gebruikt, cholesterol die ranzig of geoxideerd was. Geoxideerd cholesterol accumuleert in de zachte cellen die betrokken zijn in de opbouw van pathogene plaque (33).
Ranzige of geoxideerde cholesterol komt voor in melkpoeder en ei-poeder, die beide gebruikt worden in vele soorten verwerkt voedsel. Melkpoeder wordt ook toegevoegd aan laag-vethoudende melk om ze wat meer “body” te geven.
Een ander soort cholesterol wat bij mensen en andere primaten, biggen en andere organismes die geen vitamine C kunnen aanmaken voorkomt is Lp(a). Nobelprijswinnaar Linus Pauling en zijn collega Mathias Rath stelden vast dat ons lichaam Lp(a) produceert om lage waardes aan vitamine C te compenseren (34). Ze veroorzaakten arteriosclerose bij guinea-biggen door een gebrek in hun lichaam aan vitamine C. Vitamine C gebrek veroorzaakt dat er Lp(a) in de plaque verschijnt. Een hoge waarde aan Lp(a) is een risicofactor voor hartziekte (35). Dat betekent niet dat de Lp(a) de oorzaak is. De oorzaak kan vitamine C gebrek zijn in verbinding met andere factoren, zoals lage waardes aan vitamine B3 (niacine), wat ook het Lp(a) verlaagt. Consumptie van transvetzuren veroorzaakt dat de Lp(a) waardes stijgen terwijl de consumptie van verzadigde vetten de bloedwaardes van het Lp(a) verlagen. (36).
Infecties en hartziektes
Een aantal pathogene toestanden zijn in verbinding gebracht met de ontwikkeling van CHZ of zijn gevonden in arteriosclerotische stoornissen bij autopsie, waaronder beide, virussen en bacteriën (37).
Deze pathogenen zijn er geweest zo lang als de mens op aarde is. De schuldigen zijn daarom niet de microbes, maar een verzwakt immuunsysteem wat niet langer daar mee op de juiste manier mee om kan gaan. Een gezond immuunsysteem berust op een reeks voedingsstoffen, inclusief vitamine A, vitamine C en verschillende mineralen die een anti-oxiderende rol spelen.
Een van de meest tragische aspecten van de cholesterol-campagne is dat het veroorzaakt heeft dat Amerikanen en Europeanen de vetten uit het dieet weg te laten die voorzien in bescherming tegen infecties. Dierlijke vetten bevatten niet alleen vitamine A, ze bevatten ook palmitoleic-zuur, een 16-koolstof enkelvoudig verzadigd vetzuur wat een sterk anti-microbiële werking heeft. Botervet en kokosolie bevatten vetzuren die dezelfde eigenschappen hebben. Deze beschermen tegen virussen en pathogene bacteria en versterken het immuunsysteem. Gebieden over de hele wereld waar de kokosnoot gegeten wordt hebben lage percentages hartziekte.
Schildklier
Gebrekkige schildklierwerking werd herkend als risicofactor voor hartziekte, maar behandelingen met schildklierhormonen verbeteren niet noodzakelijkerwijs het eindresultaat er van (38). Oraal genomen hormonen kunnen onverwachtte effecten hebben vergeleken met die hormomen die door het lichaam zelf aangemaakt worden, effecten die het risico op een hartinfarct kunnen verhogen, zoals het oproepen van hartritmestoornissen.
De gezondheid van de schildklier berust op de jodiumstatus, maar andere factoren zijn ook er bij betrokken. Zo speelt bijvoorbeeld vitamine A een sleutelrol in de gezondheid van de schildklier (39). Omdat personen met een slechte schildklierfunctie moeilijkheden er mee hebben om de carotenen in plantaardig voedsel om te zetten naar echte vitamine A, moeten ze adequate vitamine A uit dierlijk voedsel halen. Ongelukkigerwijs worden patiënten met schildklierproblemen vaak geadviseerd om een laag-vetdieet te houden omdat ze neigen tot hartziekte.
Andere theoriëen
Vele ander theoriën zijn worden geopperd als zijnde bijdragend voor de momentele epidemie van CHZ:
Chloor en fluor die aan het water wordt toegevoegd; pesticides die menselijke oestrogenen imiteren of die reacties van vrije radicalen uitlossen; koolmonoxide-dampen; industriële chemicaliën; kunstlicht; synthetische vitaminen; mineralen die toxisch zijn of in toxische hoeveelheden worden geconsumeerd; de pasteurisatie of homogenisatie van melk; legale en illegale drugs en medicijnen; consumptie van kofffie en andere stimulanten; en additiven in verwerkt voedsel. De meeste van deze zijn factoren die nieuw zijn in de 20ste eeuw en alle daarvan zouden verder onder de loep moeten worden genomen.
Maar wie zou dit werk doen? Zelfs tegenwoordig is het zo dat alle geld behalve maar een klein gedeelte daarvan wat beschikbaar staat voor onderzoek, nog steeds naar verder onderzoek van de vet-hypothese gaat, en gevestigde belangen hebben de kracht en macht om vindingen uit onderzoeken die teleurstellend zouden kunnen zijn, te voorkomen.
Andere theoriëen die geopperd worden om de CHZ epidemie eventueel te kunnen verklaren
Price | Gebrek aan vetoplosbare vitamines |
Yudkin | Geraffineerde koolhydraten |
Kummerow | Transvetzuren van gehydrogeneerde vetten |
Hodgson | Te veel omega-6 uit geraffineerde plantaardige olie |
Addis | Geoxideerd cholesterol en geoxideerd vet |
Shute | Vitamine E deficiëntie. |
Pauling | Vitamine C deficiëntie. |
McCully | Gebrek aan foliumzuur, B6 en B12 |
Annand | Verhitte melkproteine |
Webb | Proteine deficiëntie |
Anderson | Magnesium deficiëntie |
Huttunen | Selenium deficiëntie |
Ellis | Microben (virussen, bacteriën) |
Benditt | Monoclonar tumor theorie |
De Bruin | Schildklierdeficiëntie |
LaCroix | Koffie consumptie |
Morris | Gebrek aan oefening |
Stern | Blootstellingen aan koolmonoxide |
Smith | Veranderingen en mode-trenten in het rapporteren van de oorzaak van gezondheid |
Oplossingen
Hoe kunnen we ons nu beschermen tegen hartziekte? Gebaseerd op datgene wat we geleerd hebben uit de wetenschappelijke onderzoeken is het mogelijk een leidende lijst op te stellen ter voorkoming van hartziekte, een leidraad die beide inhoudt: het vermijden van externe stress en een verstandig diëtisch advies. Het is niet mogelijk om alle externe stress te kuinnen vermijden, dit kan niet in deze hedendaagse industriële eeuw, maar een goed dieet kan voorzien in vele factoren die kunnen helpen het lichaam juist om te gaan met milieu-toxines en een hoge mate aan stress.
Er zijn vele punten die in de volgende lijst zijn opgenomen die ter discussie zouden kunnen worden gesteld, maar een ding is zeker: Als je nog steeds bang bent van verzadigde vetten en cholesterol, dan bevindt je je wat betreft het dieet op het verkeerde weg. Als je voedsel vermijdt wat verzadigd vet en cholesterol bevat, zal dat niet alleen je lichaam van vitale voedingsstoffen onthouden, maar het voedsel wat je consumeert als vervanging daarvan zal vele componenten bevatten – zoals meervoudig onverzadigde olie, transvetzuren, gerafffineerde suiker – die in verbinding zijn gebracht met verhoogd optreden van hartziekte.
De 10 geboden voor het vermijden van CHZ
- Rook niet. Als je het moeilijk vindt om te stoppen, dan probeer het tenminste terug te dringen en rook alleen sigaretten zonder additieven. Rokers zouden meervoudig onverzadigde olie moeten vermijden als de pest. Verzadigde vetten en vitamine A en D zijn vooral bijzonder beschermend voor de longen.
- Oefen regelmatig, maar je hoeft het niet te overdrijven. Een flinke dagelijkse wandeling, 10 minuten op de trampoline, zwemmen en sport zijn alle voldoende.
- Vermijdt overgewicht door het eten van voedingsarm voedsel en minimaliseer het eten van zoete dingen. maar vermijdt het yo-yo effect van overkruist te eten.
- Werk niet te hard. Breng stress in evenwicht door dagelijks iets te doen wat je graag doet. Verhoog de consumptie aan voedsel wat rijk in beschermende voedingsstoffen liggen in moeilijke periodes van verlies of verdriet.
- Vermijdt zo veel mogelijk de blootstelling aan roken, chemische stoffen, vervuiling en pesticides.
- Vermijdt alle verwerkt voedsel die geëtiketteerd staan als “laag-vethoudend”, of die meervoudig onverzadigde olie bevat, gehydrogeneerde vetten, witte bloem, geraffineerde suiker en toevoegingen.
- Consumeer dierlijke producten van hoge kwaliteit inclusief een variëteit aan zeevoedsel en melk, boter, kaas, eieren, vlees, vet en anorganisch vlees van dieren die opgegroeid zijn op de weide met groen gras.
- Consumeer een variëteit aan verse groenten en fruit, bij voorkeur biologisch gekweekt.
- Verzeker je van voldoende mineralen inname, door onverwerkte zuivelproducten te gebruiken; botten-bouillons; onverwerkt granen, peulvruchten en noten die op de juiste manier bereid zijn om het phytinezuur te reduceren en andere factoren die de mineralen-opname kunnen blokkeren (40).
- Supplementair het dieet met voedsel wat rijk is aan beschermende factoren inclusief kleine hoeveelheden levertraan (vitamine A en D; tarwekiemolie (vitamine E); lijnzaadolie (omega-3 vetzuren); kelp (jodium); biergist (B-vitamines); gedroogde lever (vitamine B12); rozebottel, of acerola poeder (vitamine C); en kokosolie (anti-microbiële vetzuren).
Alles over Angiopatie
Een methode die medici gebruiken om de effectiviteit van verschillende medicijnen en diëtische behandeling te bepalen is coronaire angiopathie. Het wordt verricht door het injecteren van jodium-atomen in de bloedvaten, en vervolgens een röntgenfoto te nemen. Een dun flexibele buisje wordt in de dij, in de femorale slagader van de lies ingebracht, en langzaam door de aorta opwaarts geschoven, de voornaamste slagader van het lichaam, totdat het bloedvat bereikt wordt wat onderzocht moet worden, zoals bijvoorbeeld de coronaire bloedvaten, die het hart van bloed voorzien. Als het uiteinde van de catheter de ingang van een van de coronaire bloedvaten bereikt, wordt de jodiumoplossing langzaam geïnjecteerd.
Laat ons in gedachten houden, dat een verandering in diameter van de coronaire bloedvaten niets anders is dan een surrogate uitkomst. Het wordt zo aangenomen dat een verwijding van een coronaire bloedvat op een röntgenfoto minder arteriosclerose betekent, en dus een betere kans om een hartaanval te vermijden, maar dit is alleen een vermoeden. Het is ook belangrijk om zich te realiseren dat de verschillen in diameter die geobserveerd werden, maar twee kleine veranderingen inhouden, veranderingen die gemeten worden in hondersten van een millimeter.
Bloedvatwanden worden omgeven door zachte spiercellen. Als zulk een cel samentrekt, dan wordt het bloedvat enger, en als zulk een cel ontspant dan verwijdt het zich. Velerlei factoren kunnen de zachte spiercellen van de coronaire bloedvaten stimuleren om te samen te trekken, zoals mentale stress, blootstelling aan koude, en zelfs een aanhoudend dichtgeknepen hand.
Dit laatse effect werd onderzocht door Dr. Greg Brown die bevond dat een dichtgeknepen hand die enkele minuten werd aangehouden, opgevolgd werd door een afname van de bloedvat-diameter. Omdat bijna alle hartpatiënten medicijnen krijgen die de coronaire bloedvaten ontspannen, en omdat het inbrengen van de buis in de lies en verder door de aorta op zichzelf al een stressvolle ervaring is – een ervaring die veroorzaken kan dat de patiënt zijn handen langer dichtknijpt –kunnen de veranderingen die geobserveerd worden door de angiopathie nauwelijks enigerlei waarde hebben in het onderzoek naar dieet of medicijnen.
Er zijn meer onzekerheden. Dr. Seymour Glagov en zijn collega’s van de Unversiteit van Chicago, bestudeerden het hart van 136 overleden personen en bevonden dat als bloedvaten sclerotisch worden, dat ze zich eigenlijk verwijden om de versmalling te compenseren die opgeleverd werd door de afzetting van cholesterol op de wanden er van. In feite overcompenseert deze verwijding de afzettingen totdat de cholesterol-afzettingen 40% van het gebied aan de spierwand bezetten. Alleen daarna wordt de bloevat gestadig enger. Met andere woorden, een toename van de bloedvatdiameter kan het gevolg zijn van een betere ontspanning van de bloedvatwand, of van het verdwijnen van cholesterol in een hoog-sclerotisch bloedvat; maar het zou ook het gevolg kunnen zijn van een compensatorische verwijding gedurende de eerste fases van cholesterol afzetting. Toch worden angiopatische resultaten gebruikt om velerlei cholesterol-verlagende regimes te rechtvaardigen, van laag-vet diëten tot cholesterolverlagende medicijnen.
Dr. Ornish en de Lifestile Heart Trial
Uit The Cholesterol Mythe door Uffe Ravsnkov, MD, PhD.
Coronaire hartziekte is een ziekte die bestaat uit velerlei factoren die ook een interventie van meervoudige factoren vereist. Dit is het standpunt van Dr. Dean Ornish en zijn groep van het Preventieve Medicine Research Institute, Sausalito, Californië, een standpunt wat zij delen met vele andere doktors en onderzoekers. Dr. Ornish en zijn groep kozen er voor om te interveniëren met een laagvethoudend – en laag cholesterolhoudend vegetarisch dieet, het stoppen met roken, juist omgaan met stress, en matige oefeningen.
Ze kozen 94 patiënten uit met een diagnose van coronaire hartziekte overeenkomstig een voorgaand uitgevoerd coronair angiogram. 53 werden er lukraak uitgekozen voor de experimentele groep, en 43 voor de controle groep, maar toen hun verteld werd over de aard van het onderzoek, gingen er maar respectievelijk 28 en 20 accoord met de deelname er aan.
Na een jaar werd er een nieuw angiogram uitgevoerd, maar een van de angiogrammen verdween: bij drie patiënten kon het tweede angiogram niet op waarde bepaald worden; 1 patiënt werd niet onderzocht vanwege een onbetaalde rekening; 1 overleed tijdens zware oefeningen; en 1 viel er buiten vanwege zwaar alcoholmisbruik. Dus, maar 22 patiënten van de experimentele groep en 19 van de controlegroep waren beschikbaar voor analyse.
De resultaten schenen veelbelovend te zijn. Het cholesterol van de behandelde groep viel met een gemiddelde van 24 % terug, en het LDL-cholesterol met 37 %; het gemiddelde lichaamsgewicht nam af met 10 kilogram; er werden minder zware pijnen in de borst bemerkt; en de coronaire bloedvaten hadden zich iets verwijd, terwijl ze iets smaller waren geworden in de gecontroleerde groep. Deze verbeteringen werden sterk in verbinding gebracht met de graad van het volgen van het interventieprogramma op een ” dosering beantwoordende” manier, zoals de auteuren dat in hun rapport schreven. De vasculaire verbeteringen waren er nog steeds na een verlenging van het onderzoek na 5 jaar, maar nu werd het verschil gecalculeerd gebruik makend van de minder veeleisende eenzijdige t-test.
Ongelukkigerwijs, was er geen verschil in frequentie, duur of hevigheid van de angina tussen de twee groepen, maar deze onverwacht bevindingen waren “hoogstwaarschijnlijk” vanwege de by-pass operaties die uitgevoerd werden in de controle groep.
Er werd echter niets er over gezegd hoeveel operaties er werden uitgevoerd en werd er geen vergelijking gemaakt met diegenen die geen operatie hadden ondergaan. Daarbij waren verdere 6 personen niet beschikbaar voor verder opvolgende onderzoeken.
En er waren meer leemtes. Niet alleen was het een ongeblindeerd onderzoek (alhoewel het in de laatste publicatie geblinderd werd genoemd!), maar het lage aantal deelnemers resulteerde ook in een ovewegend ongelijke verdeling van de risicofactoren. Bijvoorbeeld was de gemiddelde leeftijd 4 jaar hoger, het gemiddelde totale cholesterol 4% hoger, en de gemiddelde LDL-cholesterol 10% hoger in de controle groep; maar het gemiddelde lichaamsgewicht was bijna 25 hoger in de behandelde groep. Zulke grote verschillen tussen risicofactoren compliceren duidelijk de evaluatie van de behandelings-effecten.
Maar laten we eens aannemen dat de verbetering van de behandelde personen reëel was en het resultaat van de interventie – en dit kan goed mogelijk zijn – welke van de interventie-metingen had dan het gezondheidsbevorderend effect? Was het een gewichtsreductie van meer dan 25 pond? Was het een verschil in rookgewoonte ? (een persoon in de experimentele groep rookte eerst en stopte daarna; er werd niets genoemd over het aantal rokers in de controlegroep.) Kwam het door de oefeningen? Was het het innerlijke gevoel van vrede en welbevinden wat geproduceerd werd door de educatie in het omgaan met stress? Of was het een combinatie van die factoren?
Dat het dieet enigerlei belang had is onwaarschijnlijk, omdat er geen bewijs voor is dat vegetariërs een lager risico aan coronaire hartziekte hebben dan andere mensen. Het is ook onwaarschijnlijk dat het de hoogte LDL-cholesterolwaardes waren omdat er op het eind van het onderzoek geen beduidende verschillen waren tussen de waardes in deze twee groepen. Dit laatste staat ook in contradictie op de bewering dat de veranderingen van coronaire arteriosclerose en het dieet rechtstreeks sterk in verband stonden op een in “dosering-beantwoordende” manier. Op de pertinente vraag “Hoe groot de correlaties precies waren?” die geopperd werd door Elaine R. Monsen, redacteur van Journal of the American Dietic Association, antwoordde Dr. Ornish dat “het onderzoek niet echt werd opgezet om dit soort analyses te maken, dus als we verder kijken dan dat we zeggen dat deze in rechtstreeks verband staan, dan staan we op zeer zwakke grond.”
Het is lovenswaardig om zonder medicijnen proberen aan preventie te doen, en we weten al dat het gezondheidsbevorderend kan zijn om overgewicht te vermijden, om wat oefeningen te doen en om het roken en mentale stress te vermijden, maar waarom vervelen miljoenen mensen zich met zulk zwak bewijs met een dieet wat alleen konijnen nog tolerabel kunnen vinden? Misschien zouden de resultaten beter zijn uitgevallen als de patiënten hun innerlijk gevoel van vrede en welzijn zelfs meer versterkt hadden door ze toe te staan om een aantrekkelijker en voedingsrijker dieet te volgen!
(Ornish D and others. Can lifestyle changes reverse coronary heart disease?: The Lifestyle Heart Trial. The Lancet 336, 129 – 133, 1990; Ornish D. Reversing heart disease through diet, exercise and stress management; An interview with Dean Ornish, Journal of the American Dietic Association 91, 162 -165 , 1991; Gould KL, Ornish D and others. Changes in myocardial abnormalities by positron emission tomography on long-term, internal risk factor moderation. Journal of the American Medical Association 274 , 894 -901, 1995.)
Uit The Cholesterol Mythe door Uffe Ravsnkov, MD, PhD. Verkrijgbaar bij Newtrendspublishing (877) 707-1776 of www.newtrendspublishing.com
References
- Winslow R. Heart-Disease Sleuths Identify Prime Suspect: Inflammation of Artery, Wall Street Journal, October 7, 1999
- Rose G and others. The Lancet, 1, 1062-1065, 1983;
- Malhotra SL, Epidemiology of ischaimic heart disease in India with special reference to causation. British Heart Journal 29, 895-905, 1967
- Spake A. The Valley of Death: Researchers probe a mysterious plague of heart disease, US News & World Report, December 21, 1998, pages 53-54
- Castelli W. Concerning the possibility of a nut. . . Archives of Internal Medicine. July 1992, 152(7), 1371-1372
- Price WA. Some Contributing Factors to the Degenerative Diseases, with Special Consideration of the Role of Dental Focal Infections and Seasonal Tides in Defensive Vitamins. Dental Cosmos, October and November 1930. Reprinted in Wise Traditions, Summer 2000
- Dunne LJ. Nutrition Almanac, 3rd ed, McGraw Hill, New York, NY, 1990
- Shute WE and Taub HJ. Vitamin E for Ailing and Healthy Hearts. Pyramid House, New York, 1969
- Pauling LC. Vitamin C and the Common Cold. Bantam Books, New York, 1971
- Salonen J and others. British Medical Journal March 1997
- McCully KS. The Homocystein Revolution. Keats Publishing, Inc., New Canaan, CT, 1997; Ubbink, JB. Nutrition Reviews 52(11), 383-393, November 1994
- Biochemical and Biophysical Research Communications (BBRC) 212(1). 1995; BBRC 199(3). 1994; BBRC 192(1). 1993; BBRC 224(2). 1996; International Journal of Clinical Pharmacology and Therapeutics 36(9). 1998
- Williams R. Nutrition against Disease. Pitman Publishing, New York, page 80, 1971
- Stephen D and Downing D. Journal of Nutritional and Environmental Medicine 9, 5-13, 1999
- Huttunen JK. Biomedical and Evnrionmental Science Sept 1997 10(2-3):220-226; Virtamo J and others. Serum selenium and the risk of coronary heart disease and stroke. American Journal of Epidemiology 122(2), 276-82, August 1985
- Enig, MG. Selenium. Mineral Nutrients. Kirk-Othmer Encyclopedia of Chemical Technology, Fourth Edition, Vol 16. John Wiley & Sons, New York. 746-783. 1995
- Bergner P. The Healing Power of Minerals. Prima Publishing, Rocklin, CA, 1997
- Buist RA. Vitamin Toxicities, Side Effects and Contraindications. International Clinical Nutrition Review 4(4), 159-171, 1984
- Barnes DJ and others. Comparative Value on Irradiated Ergosterol and Cod Liver Oil as a Prophylactic Antirachitic Agent When Given in Equivalent Dosage According to the Rat Unit of Vitamin D. American Journal of Diseases in Children 39, 45, 1930
- Salim Y. New England Journal of Medicine 342, 154-60, 2000
- Salonen J and others. British Medical Journal, March 1997
- European Heart Journal 12, 1215-8, 1991
- Keys A. Coronary heart disease in seven countries. Circulation 41, suppl. 1, 1-211, 1970
- Lasserre M and others. Lipids 20(4), 227, 1985
- Kinsella, JE. Food Technology, October 1988, page 134; Lasserre M and others. Lipids 20(4), 227, 1985; Horrobin, DF. Reviews in Pure and Applied Pharmacological Sciences, Vol 4, Freund Publishing House, 1983, pages 339-383; Devlin, TM, ed. Textbook of Biochemistry, 2nd Ed, Wiley Medical, 1982, 429-430; Fallon S and Enig MG. Tripping Lightly Down the Prostaglandin Pathways, The Price-Pottenger Nutrition Foundation Health Journal 20(3), 5-8, 1996.
- Garg, ML and others. FASEB Journal 2(4), A852, 1988; Oliart Ros RM and others. Meeting Abstracts. American Oil chemists Society Proceedings, May 1998, page 7, Chicago, IL
- Sauer, FD and others. Nutrition Research 17(2), 259-269, 1997; Kramer, JKG and others. Lipids 17, 372-382, 1982; Trenholm HL and others. Cancer Inistitute Food Science Technology Journal 12, 189-193, 1979
- Enig, MG. Trans Fatty Acids in the Food Supply: A Comprehensive Report Covering 60 Years of Research, 2nd Edition, Enig Associates, Inc, Silver Spring, MD, pages 93-96, 1995
- Yudkin J. The Lancet, 11, 155-62, 1957; Yudkin J and others. Annals of Nutrition and Metabolism 30(4), 261-66, 1986; Yudkin J and others. Sugar: Chemical, Biological and Nutritional Aspects of Sucrose, 1971, Daniel Davey, Hartford, CT; Lopez A. Ammerican Journal of Clinical Nutrition 18:149-53, 1966
- Lutz WJ. The Colonization of Europe and our Western Diseases. Medical Hypotheses 45(2), 1156-20, August, 1995
- Webb JG and others. Malnutrition and the Heart. Canadian Medical Association Journal 135, 753-758, October 1, 1986
- Jennings, IW. Vitamins in Endocrine Metabolism, 1970, Heineman, London, UK
- Addis, Paul, Food and Nutrition News 62(2), 7-10, March/April 1990
- Pauling L and Rath M. Proceedings of the National Academy of Sciences 7(16),620-47, 1990
- Dahlen, GH and others. The importance of serum lipoprotein (a) as an independent risk factor for premature coronary artery disease in middle-aged black and white women from the United States. Journal of Internal Medicine 244(5), 417-24, November 1998
- Khosla, P Hayes KC. Journal of the American College of Nutrition 15, 325-339, 1996; Clevidence, BA and others. Arteriosclerosis Thrombosis and Vascular Biology 17, 1657-1661, 1997
- Ellis RW. Infection and coronary heart disease. Journal of Medical Microbiology 46(7), 535-539, July 1997
- Bernstein R and others. Silent myocardial ischemia in hypothyroidism. Thyroid 5(6), 443-7, December 1995; Aronow WS. The heart and thyroid disease. Clinical Geriatric Medicine 11(2), 219-29, May 1995; Subclinical hypothyroidism may increase risk of heart attacks. The Lancet, Feburary 19, 2000
- Jennings, IW. Vitamins in Endocrine Metabolism, 1970, Heineman, London, UK
- Recipes for proper preparation of grains, legumes and nuts may be found in Fallon S and Enig MG. Nourishing Traditions: The Cookbook that Challenges Politically Correct Nutrition and the Diet Dictocrats. 1999, NewTrends Publishing, Inc., Washington, DC (877) 707-1776, www.newtrendspublishing.com
Leave a Reply